*verhaal en foto met toestemming van de ouders*
“Je moet gewoon loslaten.” Het is een van de vele, vaak tenenkrommende clichés die je tijdens je zwangerschap om de oren vliegen, zéker als je over die magische veertigwekengrens heengaat. Alsof het een knop is die je even omzet en hatseflats, klaar is Jannie.
En toch. Toch is loslaten soms een thema dat als een rode draad door een hele zwangerschap heenloopt. Sommige zwangerschappen dagen je uit om, fysiek en mentaal, je overtuigingen bij het grof vuil te zetten en opnieuw te kijken, nadenken, voelen wat er voor jou, in dit specifieke geval, nodig is.
Zo was het ook bij haar. Ze wilde het anders dit keer. Anders dan vijf jaar terug, toen het niet plan A, niet plan B en zelfs niet plan C werd. Waar ze de betrokkenheid van haar partner gemist had, omdat hij – van pure stress – vanaf de eerste wee met migraine op bed lag. Alleen had ze zich gevoeld, overgeleverd, machteloos.
Dit keer zou het anders zijn. Met een doula, een zorgvuldig uitgekozen verloskundige, de input van online groepen, boeken en de steun van haar vrouwencirkel bereidde ze zorgvuldig een badbevalling thuis voor.
Met de week voelde ze zich zelfverzekerder. Ze kreeg er zelfs zin in. Maar er was ook wrijving. Klussen in huis die niet afkwamen. Verwijdering in plaats van verbinding. Behoeften die niet gezien, laat staan vervuld werden. Twee gevoelige mensen, zoekend naar erkenning en waardering door en van elkaar.
Ze zou vroeg komen, deze dochter. Met 38 weken misschien al, dacht ze. Maar de uitgerekende datum kwam. En ging. Ze had vertrouwen. Maakte zich geen zorgen. Haar verloskundige ook niet. Alles kwam goed. En toch, af en toe dat onzekere stemmetje in haar achterhoofd…ksssstt, stil jij, wegwezen!
41 weken. Ze was moe. Genoeg hiervan. Een man met migraine. Het zal toch niet…niet weer…
Ze werd gestript, ogenschijnlijk zonder resultaat. De 42 weken naderden. De migraine werd erger, dagen op de bank, onder een dekentje.
Naar het ziekenhuis, voor een CTG? Liever wilde ze dat niet, het zou haar uit haar bubble halen, symbool staan voor een gebrek aan vertrouwen dat haar baby zou komen als ze er klaar voor was. De verloskundige was thuis geweest, alles zag er toch goed uit?
De afspraak stond om half 3. Wel-niet, wel-niet. ‘We zijn onderweg naar het ziekenhuis’, appte ze me een half uur voor de afspraak. Wat haar de knoop had doen doorhakken, wist ze niet. Wat ze wel wist, is dat ze wilde gaan. De bevestiging wat zij al wist: alles was prima in orde daar binnen en er was geen haast voor wat voor ingreep dan ook.
Op de terugweg naar huis zakte zijn hoofdpijn weg. Die nacht belde ze om 2 uur op. Het was begonnen. Het bad was nog half vol toen ze erin stapten. Samen. Twee uur lang zorgde hij voor stevige tegendruk, zodat de intense rugweeën draaglijk waren. Haar grootste angst – weer bevallen met een afwezige partner – werd geen waarheid. Had ze eerder die dag intuïtief aangevoeld dat hij dat nodig had: geruststelling in het ziekenhuis? Dat door wat te ‘geven’, haar eigen ideeën en wensen een beetje los te laten, hij het vertrouwen kreeg om er dit keer écht te zijn.
‘Dit is niet de zen-badbevalling die ik voor ogen had’, kreunde ze tussen twee knalweeën door. Weer iets om los te laten. Geen ingetogen ademhaling, uren van zachtjes zuchtende golven, niks geen zacht wiegende heupen op muziek van de playlist die klaarstond. Schreeuwen, bijten (auw!), grommen, schelden.
Die nacht werd er in recordtempo een meisje geboren. De verloskundige heeft haar met geen vinger aangeraakt, ook niet toen er even paniek was over ‘vroege persdrang’. “Als je lijf perst, dan is het tijd om te persen”. Haar kalmte, gaf de laatste boost zelfvertrouwen en oerkracht. Zelf voelen (haartjes!), zelf aanpakken. Ongeloof, opluchting, blijdschap, ontroering, trots. Ze liet haar ouders even wachten, maar maakte met die eerste ontmoeting alles in één keer goed.