Al een paar dagen zie ik ze voorbijkomen, mooie foto’s van borstvoedende mama’s en lieve en eerlijke verhalen over wat het voor hen betekent om hun baby/dreumes/peuter te laten groeien en bloeien op hun melk. Het is #worldbreastfeedingweek en dat is aanleiding tot een collectieve lofzang op het ‘witte goud’. En ik snap hun trots, maar tegelijkertijd roept t weer verdriet op uit een periode waarvan ik dacht dat ik er een dikke vette punt achter gezet had.
Toen ik voor de derde keer zwanger werd, vier jaar terug alweer, keek ik er enorm naar uit om weer een langere periode een kindje aan de borst te hebben. Mijn twee oudste meiden hadden allebei twee jaar borstvoeding gekregen en al ben ik de laatste om die periode glorieus te verheerlijken, ik verlangde er toch weer naar om op die manier samen te zijn met dit mensje-in-wording in mijn buik.
Maar alles liep anders. En hóe. Want onze derde dochter werd geboren met een open gehemelte. Aanleggen lukte niet. Niet dat eerste uur, niet de eerste dag, niet de eerste week. Kolven dus. Dag en nacht, iedere twee uur. ‘Het duurt even’, zei ik tegen mezelf. ‘Even volhouden’, zei mijn man. ‘Gewoon ontspannen en het gaat stromen’, zei mijn kraamverzorgende. Maar er stroomde niets. Niet na een dag, niet na een week, niet na een maand. Wat ik ook deed (of niet deed), slikte of probeerde: meer dan een bodempje moedermelk kwam er niet uit mijn borsten
Ondertussen schreeuwde mijn lijf om op die manier met mijn baby samen te zijn. Merkte ik hoe essentieel borstvoeding als onderdeel voor het moederschap in mijn systeem verankerd zat. Dat ik niet die symbiose met mijn baby kon aangaan, dat ik zelfs niet genoeg melk had om mijn eigen kind te voeden; ik kon het niet accepteren. Ineens stond ik met lege handen. Geen idee hoe ik een band moest aangaan met die blozende baby. Hoe ik haar kon troosten. Laat die babytijd maar snel voorbij gaan, geen lol aan te beleven zo.
Ik moest het loslaten. Móest. Want na zes weken dag en nacht kolven omhulde de donkere sluier mijn geest steeds nauwer. Haast ondoordringbaar door de nevel in mijn hoofd, zag ik nog nét een opening om te omarmen wat er wél was. Een prachtig meisje, zo afhankelijk van mij, in mij gegroeid, uit mij geboren. Hoe kon ik mijn lijf – dat zoiets prachtigs gemaakt had – nou vervloeken?
De kolf ging op Marktplaats en de nevel trok op. Mijn brein ging de pijn verzachten met troostende gedachten. Want het was toch best makkelijk eigenlijk, dat mijn baby niet volledig van mij afhankelijk was voor haar voedingen. Dat ze beter sliep dan haar borstgevoede zussen, dat leek toch wel een voordeeltje op het conto van de fles. ’s Ochtends voor de kledingkast hoefde ik geen moment na te denken over praktische op-/afschuifmogelijkheden. En het wijntje ’s avonds hoefde niet berekenend geconsumeerd te worden.
Zo werkt dat dus. Werd het makkelijker te verteren dat ik niet ging krijgen waar ik zo naar verlangde. Hoe zou het gegaan zijn als ik niet al vier eerdere succesvolle en af en aan fijne borstvoedingsjaren achter de rug had? Zou ik dan ook makkelijker jubelende borstmoeders als maffiose idioten afwimpelen? Want hee, op de fles worden kinderen ook prima groot. En hoe dúrf je te stellen dat flessenkindjes moeilijker hechten omdat ze het met minder huid-op-huid contact moeten doen. Dat schuldgevoel dat nu nog steeds zachtjes sluimert in mijn onderbuik, zou ik dat afwimpelen op andere moeders? Op de ‘maatschappij’ die borstvoeding als norm serveert en daarmee prille moeders onnodig druk oplegt?
Geen idee hoe het was gegaan als mijn baby niet mijn derde, maar mijn eerste baby was geweest. Want nu weet ik wél dat troosten echt veel, véél, makkelijker gaat als je borstvoeding geeft. Dat de nachten, ook al slaap je minder uren, meer ontspannen zijn als je met je baby aan de borst weer verder kunt doezelen, in plaats van dat je naar de koude keuken moet om een flesje klaar te maken. Dat ik nu moet nadenken over momenten dat mijn meisje bloot tegen me aan kan liggen. Dat elk uitstapje voorafgegaan wordt door het afwerken van een checklist aan benodigdheden om onderweg te kunnen voeden.
Ik ben een borstvoedingsmoeder die geen borstvoeding kon geven. Die ervaring heeft me milder gemaakt, uiteindelijk. Iedereen heeft zijn eigen verhaal, zijn eigen draag- en veerkracht. En soms heb je gewoon dikke vette pech.