Bevallen nadat je eerder een kindje verloren hebt, is spannend. De weken voor de uitgerekende datum gaan laatjes met herinneringen open. Hoe je je toen voelde. De keuzes die je hebt moeten maken. De verloskamer en hoe ellendig alleen jullie je gevoeld hebben. Maar ook: hoe sámen jullie waren, tijdens de bevalling, maar vooral ook daarna. Hoe liefdevol het afscheid was, en hoe je ondertussen – een jaar verder – je verhaal kunt delen zonder in duizend stukjes uit elkaar te vallen.
Een zilveren armbandje met haar letter erop bungelt aan je pols. Haar naam wordt genoemd en alhoewel haar longen zich nooit met lucht vulden, is L een onuitwisbaar onderdeel van jullie leven. Hetzelfde ziekenhuis, een andere verloskamer – zoals jullie van tevoren hadden gevraagd. Haar broertje gaat vandaag geboren worden.
Zelden zoveel liefde gevoeld als die zondag in die Alkmaarse verloskamer. Een bevalling uit het boekje, noemt de gynaecoloog wat hij ziet. Hij heeft gelijk. De tijd kruipt én vliegt voorbij, tijdens een bevalling maakt tijdsbesef maffe sprongen. Elk uur wordt het stiller in de kamer. Elk uur heb je meer focus nodig om te doen wat je lijf van je vraagt. ‘Ik ben zo bang’, stamel je. ‘Zo bang dat hij niet goed is. Dat het mis gaat.’ Vertrouwen op een goede afloop is alsof je de goden verzoekt. Niets is meer vanzelfsprekend als je eerder een kindje verloren hebt.
Daar is hij. Uit volle borst maakt hij zijn entree kenbaar. ‘Hij doet het…hij doet het gewoon….Huil maar niet, het is goed….of nee, huil maar wel. Huil alsjeblieft wel.’