“Zie mij. Ik wil dat je mij helpt mezelf te zien”
De KNOV – Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen bestaat 120 jaar en dinsdag was ik op het Geboortezorgcongres. Wat het meeste indruk op mij maakte, was het praatje van Jitske Wildschut, coach, dochter (en schoondochter en schoonzus) van een gynaecoloog, zwanger van haar vierde kind. Ze verwoorde zo treffend de verwarring die veel zwangeren ervaren, omdat ze heen en weer geslingerd worden tussen tegenstellingen. Als moeder heb ik die verwarring ook ervaren, en ik zie het nu bij cliënten ook. Ik zie het ook als een van mijn belangrijkste taken om dat kluwen van informatie te ontwarren, zodat vrouwen zien wat bij hén past.
Jitske zei: ‘Het gevoel van totale verwondering tegenover het compleet alledaagse van een zwangerschap. ‘Dat mensen vol vertedering naar mijn opbollende buik kijken, de collectieve vervoering die een baby-op-komst losweekt. Maar ook de magie die ik zelf voel, dat er dit keer, na drie zonen, een dochter in mij groeit. Aan de andere kant bevallen er op elk moment van de dag honderden vrouwen en hoort het ook zo gewoon bij het leven.’
En dan is er die andere tegenstelling. Die tussen de kritische consument die ik altijd ben, tenzij ik in de spreekkamer van de verloskundige of gynaecoloog zit. In élk ander aspect van mijn leven ben ik degene die vragen stelt, die niks voor zoete koek neemt. “Daar heb je Jitske weer met haar mitsen en maren”. Maar als ik daar zit, met mijn handen op mijn buik, verander ik in een mak schaapje. “Dat zoek ik thuis nog wel even op”, denk ik stilletjes in plaats van kritische noten te kraken. “Wie wás die vrouw?!”, denk ik als ik weer buiten sta. En hoe komt het dat we die actieve rol als zwangere zo lastig pakken?
En dan is er de dichotomie van natuur versus techniek. Mijn eerste baby kwam met een keizersnede, de tweede werd poliklinisch geboren en de derde thuis. Ik weet dus uit eigen ervaring dat een natuurlijk bevalling in mum van tijd een totaal technisch medisch gebeuren kan worden. Ik wil zo natuurlijk mogelijk bevallen, maar ik maak grote baby’s, dus ik zie de onrust in de ogen van mijn zorgverlener.
‘Verwarring dus. En hoe kan mijn verloskundige me daar bij helpen? Ze kan deze tegenstrijdigheden erkennen en ze samen met mij nauwkeurig in kaart brengen, zowel met mijn hart als mijn hoofd. Dat het allemaal tegelijkertijd en naast elkaar kan bestaan, dat het een het ander niet uit hoeft te sluiten. Als daar ruimte voor is, dan voel ik me gezien. En ik wil gezien worden. Juist in die verwarring heb ik die erkenning nodig om mezelf te ankeren.
Zie mij. Ik wil dat je mij helpt mezelf te zien.
Help me te reflecteren, woorden te geven aan mijn angsten en onzekerheden. Dit is mijn vierde kind, maar veronderstel niet dat ik het “dus allemaal wel weet”. Zie mij door de ogen van mijn partner, die ook zijn eigen bagage heeft. Kijk ook naar je eigen overtuigingen, en of en hoe je die meeneemt als je met mij praat. Durf te staan voor wat je weet, juist ook door open te staan voor wat je niet weet.’